Dit korte weemoedige verhaal van Mario Benedetti (Uruguay 1920) heb ik voor jullie vertaald.
Hij was een gewone jongen, zijn broeken versleten, hij las verhaaltjes, smakte tijdens het eten, pulkte in zijn neus en snurkte tijdens zijn siësta. Hij heette Armando en was in alle opzichten gewoon, behalve in een opzicht: hij had een ander ik.
Zijn andere ik had een zekere poëzie in zijn blik, werd verliefd op actrices, loog omzichtig en raakte ontroerd bij het vallen van avonden. De jongen was erg bezorgd over zijn andere ik en hij voelde zich ongemakkelijk bij zijn vrienden. Zijn andere ik was ook melancholisch en daarom kon Armando niet zo vulgair zijn als hij wilde.
Op een middag kwam Armando moe thuis, deed zijn schoenen uit, bewoog langzaam zijn tenen en deed de radio aan. Mozart was te horen, maar de jongen viel in slaap. Toen hij wakker werd huilde zijn andere ik troosteloos. In eerste instantie wist de jongen niet wat hij moest doen, maar daarna hervatte hij zich en schold zijn andere ik hardvochtig uit. Zijn andere ik zei niets, maar de volgende ochtend had hij zelfmoord gepleegd.
Aanvankelijk was de zelfmoord van zijn andere ik een harde klap voor de arme Armando, maar plotseling dacht hij, nu kan ik echt helemaal vulgair zijn. Die gedachte stelde hem gerust.
Na slechts vijf dagen rouw ging hij de straat op om zijn nieuwe en totale platvloersheid te tonen. In de verte zag hij zijn vrienden naderden. Hij werd blij en begon te lachen. Desondanks merkten ze hem niet op toen ze voorbij liepen. Wat nog erger was dat de jongen hoorde dat ze zeiden “arme Armando, en dan te bedenken dat hij zo sterk en gezond leek”.
De jongen kon niet anders dan ophouden met lachen en tegelijkertijd voelde hij ter hoogte van zijn borstbeen een beklemmend gevoel dat het meest op melancholie leek. Maar hij kon geen ware melancholie meer voelen, want die was door zijn andere ik meegenomen.